ArcGIS Desktop: Cartografie & Kaartproductie
Hoe kan ik symbolen beheren in ArcGIS?
ArcGIS ondersteunt veel symbolen. Hoe kan ik die beheren? Hoe maak ik zelf een symbool?
Antwoord
ArcGIS bevat een grote hoeveelheid voorgedefinieerde symbolen verdeeld over een dertigtal stijlen (styles). Een stijl is te vergelijken met een line-, shade- of markerset in ArcInfo workstation of een legend file in ArcView GIS.
Een groot aantal symbolen bestaat dus al (vele duizenden), maar natuurlijk ontbreken er altijd nog specifieke symbolen, zoals bijvoorbeeld het logo van een organisatie. Het aanmaken van symbolen binnen ArcGIS Desktop kan op twee manieren uitgevoerd worden. De interfaces in beide methoden zijn hetzelfde. Het verschil tussen beide methoden zit hem echter in manier waarop de symbolen worden opgeslagen.
De eerste methode werkt via de symbology properties in ArcMap: Layer > Properties > Symbology > Symbol > Edit Symbol. Deze methode heeft echter het nadeel dat het symbool alleen in het huidige kaartdocument opgeslagen wordt. Indien er behoefte is het symbool vaker te gebruiken, dient het binnen een stijl aangemaakt te worden. Deze tweede methode van het beheren van stijlen verloopt via de Style Manager in ArcMap: Customize > Style manager.
Als de Style Manager wordt gestart en een willekeurige stijl wordt bekeken, valt direct iets op: een ArcGIS stijl bestaat niet uit een enkel type symbologie zoals symbolensets in ArcInfo Workstation of een legend in ArcView GIS. In een stijl kunnen zich ook lijn-, vlak- en puntsymbolen en zelfs noordpijlen, kaartruitennetten en schaalbalken bevinden.
In ArcGIS is de symbologie bijeengevoegd in een logisch object. Dit object bestaat weer uit één fysiek object: een file met de extensie *.style (in werkelijkheid vormt dit een Microsoft Access database).
In het volgende voorbeeld wordt het aanmaken van een puntsymbool op basis van een bestaand plaatje beschreven (een graphic opgeslagen als een bestand in bitmap-formaat). Zo’n puntsymbool kan niet alleen gebruikt worden om punten te symboliseren, maar kan ook gecombineerd worden met een lijnsymbool of kan als basis dienen voor een vlakvulling.
- Start de Style Manager, open de stijl onder het Windows gebruikersprofiel en selecteer "Marker Symbols". In het rechter venster staan eventueel reeds aangemaakte symbolen.

- Klik in het rechter venster met de rechter muistoets > New > Marker Symbol en de Symbol Property Editor wordt gestart:

- Kies in de "Type" drop-down lijst voor "Picture Marker Symbol"

- Meerdere bestandsformaten worden ondersteund, waaronder een bitmap en een vector formaat:
- BMP: Bitmap formaat;
- EMF: Enhanced Meta File, vector formaat.
- Nadat het juiste plaatje gekozen is, kan nog een aantal instellingen worden aangepast:
- De grootte;
- De hoek waaronder het plaatje wordt getekend;
- De x en y offsets
Deze instellingen bepalen de standaard visualisatie instellingen. Achteraf kunnen deze instellingen nog worden veranderd.

Een belangrijke instelling voor multi-byte bmp bestanden is de "transparant color": dit is de kleur in het plaatje die niet getoond zal worden. Als de achtergrondkleur van het plaatje wit is en als "transparant color" wit gekozen wordt, zullen de andere objecten en symbolen in de kaart "achter" het symbool langs doorlopen. Wordt de verkeerde of geen achtergrondkleur gekozen, dan worden de andere symbolen en objecten aan rand van de rechthoek van het plaatje afgesneden. In onderstaand voorbeeld is voor de onderste vier symbolen de juist achtergrondkleur gekozen, bij het bovenste symbool (raceauto) is de verkeerde kleur gebruikt.

Na de achtergrondkleur correctie:

- Als het symbool eenmaal is aangemaakt, moet het nog een naam krijgen. Vanaf dat moment staat het symbool opgeslagen op de harde schijf.
Een volgende stap is het delen van het symbool. Dit kan eenvoudig door de betreffende *.style file te kopiëren. Deze file is volkomen stand-alone. Dit wil zeggen dat het oorspronkelijk BMP of EMF bestand dat voor het symbool werd gebruikt niet mee hoeft te worden gedeeld. De ontvanger kan de style bewaren op de schijf en activeren via de: Styles > Add Style to List knop in de Style Manager.
Het is verstandig om het stijl-bestand zo schoon mogelijk te houden. Er wordt geadviseerd om, niet gebruikte of mislukte symbolen weer te verwijderen. Anders wordt de style file als snel heel groot. Er zijn ongeveer dertig standaard stijlen aanwezig binnen ArcGIS en het activeren van meerdere stijlen kan een negatieve invloed hebben op de performance van de software. Houd het aantal actieve stijlen daarom beperkt. Bij regelmatig gebruik van symbolen uit verschillende stijlen wordt aangeraden deze symbolen te verplaatsen naar één enkele stijl die aangemaakt kan worden in de Style Manager met Styles > Create New Style. Symbolen zijn simpelweg te verplaatsen via copy / paste functies in de Style Manager.
Met de ArcMap Advanced Settings Utility AdvancedArcMapSettings.exe, te vinden in C:\Program Files(x86)\ArcGIS\Desktop10.8\Utilities is een andere dan de standaardfolder voor styles –C:\Program Files(x86)\ArcGIS \Desktop10.8\Styles- in te stellen. Deze utility vereist lokale administrator rechten om wijzigingen in instellingen te kunnen bewaren.