ArcGIS Pro
Hoe werken labels en annotaties binnen ArcGIS Pro?
Een kaart bestaat uit zowel geometrische objecten (lijnen, punten en vlakken) als uit teksten. Teksten dienen veelal ter verduidelijking (naam van land, provincie, stad, rivier) maar ze zijn ook in staat om verschillen in prioriteit weer te geven, bijvoorbeeld door gebruik van verschillende lettertypes en groottes.
Dit document beschrijft de manieren waarop binnen ArcGIS Pro tekstinformatie in kaarten verwerkt kan worden. ArcGIS Pro kent twee opties om teksten op kaarten te plaatsen: (1) labels als dynamische optie en (2) annotaties als meer statische mogelijkheid om kaarten te printen waarop de labels altijd zichtbaar zijn.
Labels
Werken met labels is het eenvoudigst en levert het snelste een resultaat op. Een label is niet meer dan een tekst die verwijst naar één of meerdere attributen van een object. Een label wordt in de buurt van het bijbehorende object geplaatst aan de hand van een aantal voor gedefinieerde regels. Zo is het mogelijk om een label op, onder of boven een lijn te plaatsen. Ook kan een label behorende bij een relatief belangrijk object de voorkeur krijgen boven het label van een minder belangrijk object.
Wanneer in ArcGIS Pro op een laag uit de Table of Contents wordt geklikt, verschijnt er boven in het ribbon een tab genaamd ‘Labeling’. Hier bevinden zich de standaard instellingen voor het plaatsen van labels. Zo kan er onder andere labels aan- en uitgezet worden, het zichtbaarheidsbereik en de opmaak kan worden ingesteld en de manier van label plaatsing kan worden gekozen aan de hand van een aantal standaard instellingen.

Label Class Venster
Wanneer er op het SQL of Map icoon wordt geklikt in het vak van ‘Label Class’, opent zich het Label Class venster. In dit venster staan alle verschillende opties die er zijn voor het maken van labelklassen, de opmaak van het symbool (de tekst) en de positie van de labels voor deze laag en/of klassen.

‘Class’ Opties
Wanneer er op ‘Class’ geklikt wordt, komen de opties naar voren voor het instellen van de velden die gebruikt worden voor de labels in deze klasse. Dit kan ook direct in het ribbon voor labeling, maar daar zijn de opties gelimiteerd tot één veld. De naam van de klasse en het verwijderen of maken van een nieuwe klasse kan gedaan worden door op de opties knop (rechtsboven, de drie streepjes) te klikken. In dit venster kunnen labelklassen worden aangemaakt binnen één laag. In deze klassen kunnen ook meerdere velden worden gecombineerd door gebruik te maken van de programmeertalen Arcade, VBscript, JScript en Python. De bovenste helft links geeft de velden aan die in de laag zitten. De bovenste helft rechts geeft de mogelijke functies voor de betreffende taal aan. In het onderste veld ‘Expression’ kan de expressie worden ingesteld. Zo kunnen er labels ‘on-the-fly’ gemaakt worden, die bijvoorbeeld gebaseerd zijn op een berekening tussen twee velden, zonder dat er een extra kolom nodig is in de feature class.

Een SQL query kan gebruikt worden om bepaalde features uit de data te filteren zodat deze juist wel of niet getoond worden als label. Het voordeel hiervan is dat de features wel in de kaart te zien zijn, maar niet als label voorkomen. Zo hoeven er geen twee feature class gemaakt te worden om dit te bewerkstellingen. In het voorbeeld hieronder is dit te zien doordat alleen de lijn met waarde ‘Hoofdweg’ in de feature class is gelabeld.

‘Symbol’ Opties
Klik op ‘Symbol’ om de opties voor de tekst van labels tevoorschijn te laten komen. Er kan gekozen worden voor verschillende opties. De belangrijkste zijn ‘Appearance’ (waar de kleur, dikte en fonts van de labelklassen kunnen worden ingesteld), ‘Position’ (waar de positie van het label kan worden ingesteld ten opzichte van de default waarde) en ‘Rotation’ (waar de hoek van het label kan worden ingesteld ten opzichte van de default waarde). Let op dat afhankelijk van het type feature (punt, lijn, vlak) opties uit gegrijsd kunnen zijn.

‘Position’ Opties
Deze optie biedt verschillende mogelijkheden tot aanpassing van de positie van de labels ten opzicht van de default positie. Er zijn drie categorieën met elke hun eigen opties; ‘Position’, ‘Fitting strategy’ en ‘Conflict resolution’. Ook hier geldt dat de opties voor elke categorie verschillen per type feature class. Het voorbeeld hieronder laat dit zien voor punten, lijnen en vlakken op het gebied van ‘Position’:

Hier vindt men informatie over ‘label fitting strategies’ en ‘conflict resolutions’. Ook hier voor geldt dat de opties verschillen afhankelijk van het type feature dat je aanklikt.
In het laatste vak ‘map’ in de Labeling ribbon staan vervolgens nog meer opties wanneer geklikt wordt op ‘More’:

Hier kunnen de instellingen voor ‘Priorities’, ‘Weights’, ‘Abbreviation dictionaries’, ‘Key numbering’ en ‘Summary’ gekozen worden.
Daarnaast kan de Maplex Label Engine aan- of uitgezet worden. ArcGIS Pro komt namelijk met twee soorten label engines: ‘Maplex Label Engine’ en de ‘Standard Label Engine’. De Maplex Label Engine heeft geavanceerdere mogelijkheden voor bijvoorbeeld de oriëntatie en plaatsing van labels, hoe labels in drukke gebieden worden geplaatst en hoe conflicten tussen labels worden opgelost.
Annotaties
Wanneer teksten op een kaart een vaste locatie en andere eigenschappen moeten krijgen, kan er met annotaties worden gewerkt. In tegenstelling tot labels zijn annotaties namelijk op zichzelf staande objecten. Ze zijn niet afhankelijk van het object waarop ze ooit gebaseerd waren. Annotaties kennen ten opzichte van labels veel meer mogelijkheden tot bewerking: zo kunnen ze, individueel of in een groep, verschoven of geroteerd worden. Eigenschappen als font, grootte en kleur kunnen ook aangepast worden. Annotaties kunnen zelfs in eigen bedachte bochten worden gewrongen.
Annotaties kunnen gemaakt worden door met de rechtermuisknop op de desbetreffende laag in de Table of Contents te klikken en te kiezen voor ‘Convert Labels to Annotations’. Aan de rechterkant opent de tool zich in het Geoprocessing Pane.

Bij annotaties in een Geodatabase zijn er twee opties:
- Ze zijn onafhankelijk van de objecten waar op ze gebaseerd zijn;
- Ze zijn deels afhankelijk van de objecten waar op ze gebaseerd zijn (Feature Linked).
‘Feature Linked’ annotatie is een annotatie waarbij een koppeling blijft bestaan tussen de annotatie en het object waarop ze gebaseerd is: verwijder het object en de annotatie verdwijnt. Maar ook: pas de attribuutwaarde van het object aan en de annotatietekst verandert mee. Om een feature-linked annotatie klasse te maken, moet hier het onderste vinkje worden aangezet. Wanneer dit is gedaan verschijnen nog twee opties die aangevinkt kunnen worden: nieuwe annotaties maken wanneer er nieuwe features zijn toegevoegd en update annotaties wanneer de vorm van features veranderen. Deze zijn optioneel.
Wil je een losse, onafhankelijke annotatie klasse maken, dan moet je een nieuwe feature klasse maken. In het eerste scherm kan de naam en alias opgeven worden. In het drop-down menu kan vervolgens voor annotatie kiezen als type klasse.

Een annotatieklasse wordt na het aanmaken hiervan toegevoegd als laag in de Table of Contents. Deze klasse gedraagt zich net als objecten in een kaartlaag. Om deze te wijzigen gebruikt men het ‘Edit’ ribbon en de daarin beschikbaar tools zoals rotate of move. Bepaalde elementen van de annotaties kunnen ook in de tabel van de annotaties bewerkt worden (net zoals die van objecten in een feature class). Deze bewerking wordt automatisch doorgevoerd in de annotatie zelf. In het voorbeeld hieronder heeft het object met OBJECT ID 1 bijvoorbeeld het font Arial met stijl Bold gekregen door deze aan te passen in de tabel.

Er kunnen nog veel meer velden worden aangepast dan alleen deze velden. Op deze pagina vind je welke velden verplicht en niet bewerkbaar zijn en welke optioneel en bewerkbaar zijn. Het is ook mogelijk om de annotatie feature class eigenschappen aan te passen.