ArcGIS Pro
Werken met LAS-data in ArcGIS Pro
Lidar (light detection and ranging) is een remote-sensing techniek waarbij een laser wordt gebruikt om de oppervlakte van de aarde in kaart te brengen met x,y,z-waardes. Al de verzamelde punten kunnen weergegeven worden als puntenwolk vanuit een LAS-dataset. Een LAS-dataset layer is in ArcGIS Pro zowel in 2D als 3D beschikbaar en daarbij geldt dat een in eerdere versies van ArcGIS Desktop of ArcGIS Pro gecreëerde LAS-dataset in de recente versies toegevoegd en gebruikt kan worden. Hiermee blijft de gecreëerde content altijd bruikbaar. In dit artikel wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden die ArcGIS Pro biedt voor het werken met LAS-data.

Toevoegen van een LAS-dataset aan de map view
Als een nieuw project geopend wordt in ArcGIS Pro dan dient er een nieuwe kaart ingeladen te worden. Dit kan gedaan worden door vanuit het Insert tab op New Map te klikken. Er zijn vervolgens twee manieren om een LAS-dataset layer toe te voegen aan de nieuwe Map View. De eerste is door een connectie met een folder te maken en de tweede is door de Add Data button te gebruiken.
Folder connectie
Om een connectie met een folder te maken waar een LAS-dataset is opgeslagen kunnen de volgende stappen genomen worden.
- Klik op Add Folder in de Insert tab
- Browse naar de betreffende folder
- Klik vervolgens op OK om de connectie met de folder te maken
- Klik op de Catalog button in de View tab om het Catalog scherm te openen
- Sleep vervolgens de LAS-dataset naar de kaart
Add Data button
Het toevoegen van een LAS-dataset aan de kaart via de Add Data button kan door middel van de volgende stappen.
- Klik op de Add Data button in de Map tab
- In de dialog box browse naar de LAS-dataset en klik op Open
- De LAS-dataset opent in de map view
Na het toevoegen van (een) LAS-dataset layer(s) kan er met de LAS-data aan de slag gegaan worden.
Contextgedreven
ArcGIS Pro is context gedreven, dat betekent dat de opties die zichtbaar worden in de ribbon afhankelijk zijn van het type data dat geselecteerd is in het contents scherm. Wanneer een LAS-dataset layer geselecteerd wordt verschijnen de bijbehorende tabbladen in de Ribbon. Dit zijn:
- Appearance: basisfunctionaliteit voor het weergeven van en het filteren binnen de LAS dataset.
- Data: datamanagement en analyses met betrekking tot LAS-datasets.
- Classification: aanpassen van de classification codes.
De functionaliteit die in deze tabs zichtbaar is, bestaat alleen uit opties die relevant zijn voor een LAS-dataset layer. Wanneer meerdere LAS-datasets tegelijk geselecteerd worden, wordt er een beperkt aantal functies weergegeven. Dit betekent dat de Display en Analysis functionaliteit alleen is te gebruiken wanneer slechts een LAS-dataset layer geselecteerd is.
Analyse
Er zijn tools beschikbaar die LAS-data kunnen analyseren. Een voorbeeld is de Polygon Volume tool die berekent wat het volume- en het oppervlaktegebied is tussen een polygoon en de oppervlakte. Een ander voorbeeld is de Classify LAS Noise tool, deze tool zorgt ervoor dat punten die een ongewenste invloed hebben op de visualisatie van de data worden verwijderd. Een voorbeeld hiervan zijn hoogvliegende vogels die als data zijn ingewonnen; deze vogelpunten kunnen met behulp van deze tool geïdentificeerd en eruit gefilterd worden.
Snapping bij Editing
Tijdens een editsessie is het bij het creëren van features mogelijk om te snappen aan de puntenwolk. Hierdoor kunnen objecten waarheidsgetrouw op schaal worden ingetekend; dit geldt ook voor de z-waarde van een object. Nieuw gebouwde objecten kunnen hiermee worden ingetekend en zodoende toegevoegd worden aan een stadsgezicht, waardoor het stadsgezicht een actueel beeld geeft.
Consumeren als Scene Layer
De schaal van puntenwolk scene layers kan veranderd worden, waardoor het gebruik van grote puntenwolk datasets mogelijk wordt en deze datasets snel en efficiënt blijven werken. Puntenwolk scene layers werken efficiënt doordat de gevisualiseerde gebieden worden weergegeven op een optimale resolutie (rendered). Daarbij is het mogelijk om met ‘Display Limit’ en ‘Density’ het aantal weer te geven punten in te stellen. Dit kan gedaan worden door:
- Een puntenwolk scene layer te selecteren,
- En vervolgens in het Appearence tabblad, in de ‘Point Display’ groep te kiezen voor de ‘point thinning options’.
Standaard wordt het limiet gezet op 1.000.000 punten. Ook de dichtheid van de weer te geven punten kan worden aangepast met een schuifbalk tussen ‘Min’ en ‘Max’.
Publiceren
Puntenwolk scene layers kunnen gecreëerd worden door een scene layer package (*.slpk) aan te maken en te publiceren als scene service in Portal for ArcGIS of ArcGIS Online met de Share Package geoprocessing tool. Een puntenwolk scene layer ondersteunt alleen het gebruik van puntenwolkdata in LAS-formaat. Optimized LAS-bestanden (*.zlas) worden niet ondersteund, indien een LAS-dataset naar een *.zlas-bestand verwijst wordt deze genegeerd. Belangrijk om te weten is dat een puntenwolk alleen wordt weergegeven in een 3D-scene.
In dit technische artikel zijn de mogelijkheden die ArcGIS Pro biedt voor het werken met LAS-data aan bod gekomen. Voor meer informatie in detail over het werken met LAS-data in ArcGIS Pro zijn de volgende webpagina's te raadplegen.
What is a LAS-dataset?
Point cloud scene layer
Use lidar in ArcGIS Pro