GeoWeb
Workflow 5 – Best practices
In GeoWeb is het mogelijk om werkprocessen van eindgebruikers te automatiseren via workflow-technologie. Workflows laten eindgebruikers stap voor stap complexe en repeterende handelingen uitvoeren.
Workflow 5 is een nieuwe technologie, waarmee het mogelijk is om, via de Workflow Designer in de browser, workflows te maken op basis van bijna 200 voorgedefinieerde activiteiten. Deze workflows kunnen in het portaal worden opgeslagen en in GeoWeb of de Web AppBuilder for ArcGIS worden gebruikt.
In dit artikel laten wij drie best practices zien om Workflow-technologie succesvol te kunnen gebruiken.
Gebruik containers bij het maken van een workflow
Het gebruik van Containers zorgt voor meer overzicht bij het maken en bekijken van een workflow.
Een container kan het best één stap van de workflow bevatten (hiermee is niet een enkele activiteit bedoeld). Denk hier bijvoorbeeld aan de stap die bij het opstarten van de workflow oude zoekaanvragen verwijdert en de juiste layer voor de workflow aanroept. De Containers bevatten dan alle workflow activiteiten met betrekking tot deze stap.
Op deze manier kun je eenvoudiger door de workflow navigeren, omdat meteen inzichtelijk is waar welke stappen worden uitgevoerd.
Let op:
Zet niet te veel Containers in elkaar. Dat zorgt juist voor minder inzicht. Meer dan twee of drie levels zijn daarom niet aan te raden.
Documenteer de workflow
Een goede documentatie maakt het mogelijk de workflow met andere gebruikers binnen de organisatie te delen en te laten reviewen. Verder zorgt een goede documentatie voor meer inzicht in enkele stappen van de workflow.
Voor een goede documentatie kan je binnen Workflow 5 de volgende componenten gebruiken:
Beschrijvingen van activiteiten:
Veel workflow-activiteiten bieden de mogelijkheid naast de naam en ID een beschrijving aan de activiteit toe te voegen.
Toevoegen van Notitie:
Er is verder een Notes-activiteit beschikbaar om opmerkingen te kunnen plaatsen.
Beschrijvingen op pijlen van een activiteit:
Er zijn activiteiten zoals “If” of “Switch” die twee of meer mogelijke resultaten kunnen verwerken. Afhankelijk van het resultaat worden dan verschillende vervolgstappen uitgevoerd. Een duidelijke beschrijving van de pijlen in richting van deze vervolgstappen, geeft inzicht welk Container op basis van welk resultaat wordt aangeroepen.
Gebruik dynamische verwijzingen in workflows
Activiteiten in Workflow 5 vereisen bepaalde input argumenten bijvoorbeeld URL’s, veldnamen en verwijzingen naar het coördinatensysteem. Dit kan problemen veroorzaken als de gebruikte services worden aangepast of de workflow migreert naar een andere omgeving.
Stel de URL van een service is gewijzigd, omdat er een actuelere versie van de service beschikbaar is. Om een workflow te kunnen gebruiken die naar deze service verwijst, moeten alle activiteiten worden aangepast waarin de URL van de service is ingevuld.
Een oplossing voor dit probleem zijn dynamische verwijzingen binnen Workflow 5. Dit betekent dat in plaats van de URL, een verwijzing naar een andere activiteit wordt ingevuld waarin de URL wordt aangeroepen.
Hierbij een voorbeeld van de Get Layer-activiteit. Deze staat helemaal aan het begin van de workflow en roept de URL aan.
In alle andere workflow-activiteiten wordt dan naar deze Get Layer-activiteit verwezen in plaats van het invullen van de URL.